NCK op zondag 2 oktober – dames en heren ploeg
NCK – damesploeg!
Trots! Dat waren de Haagse dames toen ze Gaul! mochten vertegenwoordigen op het NCK. Verhuizingen, baby’s maken of gewoonweg uit vorm. Even leek het erop dat de damesploeg dit jaar verstek moest laten gaan. Maar dan doen we Muriel tekort. Net zo hard als ze beukt op kop, weet ze 3 enthousiastelingen warm te maken voor de TTT en Gaul!
Elk jaar schrijft Sythe Veenje een mooie proloog over de totstandkoming van de heren ploeg voor het NCK. Hieronder wederom een prachtig verhaal.
Op een regenachtige zondagochtend sta ik in de letterlijke “middle of nowhere”. Ooit was dit de Zuiderzee, waar echte mannen in weer en wind bezig waren om te overleven. Tegenwoordig is het een doodsaaie polder. Een stukje Nederland waar liever niemand burgemeester van is. Elk jaar is er in deze troosteloze polder een hoogtepunt. Het hele dorp loopt ervoor uit. Het NCK tijdrijden. Komend weekend is het zo ver, en alles wijst erop dat het net zo troosteloos zal zijn als deze zondagochtend. Ik kijk naar links, ik kijk naar rechts, er is hier niks. Er is hier niets te beleven als er geen NCK wordt verreden.
Maar ook tijdens het NCK zal ik dit jaar een leegte ervaren. Dat komt omdat dit jaar de ploeg zonder Arjen Bos zal rijden. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat we het wel zagen aankomen. Hij riep al 30 jaar dat het zijn laatste NCK zou zijn, maar telkens geloofden we hem niet. Dit jaar bleek het waar. Zoals de leraar vroeger 5 keer dreigde om je een tik met de liniaal te geven, steeds kwam je er goed mee weg. De 6e keer vergeet je nooit weer. In mijn tijd was dat al lang verboden, Arjen herinnert het zich nog als de dag van gister.
Als ik een leegte ervaar nestel ik me vaak op de bank om vervolgens de hele dag naar Tommy’s Teleshopping te kijken. Na een kwartier weet je dat je niets mist in het leven. Zo ook deze zondagmiddag. Ineens gaat de telefoon. Het is Albert. Om te overleggen over het NCK. “We moeten renners hebben!” Marc de Maar laat het afweten, het zijn drukke tijden als ex-prof. Zijn toezegging ging al met mitsen en maren. Dat fietsen ging nog wel, maar al die toestanden eromheen… Marc heeft dit weekend gekozen voor het NK voor Journalisten. Je moet ergens je Rood Wit Blauw scoren.. In de woorden “We hebben natuurlijk Marnix en Hagting” hoor ik tenminste nog enig optimisme. Zij hebben zich inmiddels dikwijls bewezen. Weer of geen weer, een goede tijdrit rijden is voor de heren geen probleem. Erik Hagting wordt altijd aangesproken met zijn achternaam, dat is denk ik omdat je hem vaker van achteren ziet dan van voren, zo hard fiets die man. Ik hoor Albert iets mompelen over natuurwetten en snelheid, we dwalen af. In ieder geval is iedereen blij met Hagting. Wat moet je zonder motor.
Marnix heeft het jaar van zijn leven. Waar hij vorig jaar nog duimde om een plek in de ploeg, is hij dit jaar onderdeel van het meubilair. Een stabiele factor in de ploeg. Ook werpt hij zich tegenwoordig op als “aero-koning”. Sokken waar een echte prof jaloers op is en een gloednieuwe fietsbril waar je flink van onder de indruk raakt. Nummer drie in de ploeg is Albert zelf. Hij steekt weer van wal met zijn repertoire: “Zeitfahren ist Vorbereitung”. Ik dacht dat alleen zijn broertje Josbert in Duitsland woonde, maar blijkbaar spreekt Albert zelf ook een aardig woordje over de grens. Van die Vorbereitung is nog weinig te merken. Het NCK komt dichterbij en de ploeg is nog lang niet compleet.
Zoals alles in het leven komen ook meevallers regelmatig uit onverwachte hoek. Stilletjes komt er een renner uit de hoge hoed. Op een tijdritfiets met roze stuurlint komt een blokkige renner aan rijden. Met een glimlach op zijn gezicht zegt hij dat het allemaal wel hard ging de vorige keer. Hij geniet duidelijk. Het is Eelke de Jong. Hij stond te boek als talent bij Tandje Hoger. Tegenwoordig rijd hij zonder iets te zeggen het snot voor de ogen van mening Gaulist.
Albert is al wat rustiger aan de telefoon. “We krijgen de ploeg compleet dit jaar” hoor ik blij, want zegt hij “We hebben natuurlijk ook nog Mark!”. “Tuitert?” vraag ik verbaasd? “Nee, Ten Cate. Die bakfietser”. En dan valt het kwartje. Mark ten Cate, een gouden vent. Zit vaker wél dan niet op de fiets. Van bakfiets tot singlespeed, hij heeft ze allemaal. Nieuw in zijn collectie is een heuse tijdritfiets, voor hem een redelijk nieuwe discipline. Met zijn opvallende bril en oranje schoenen steelt hij de show en met zijn humor houdt hij de moraal van het team hoog.
Ik tel de renners, het zijn er 5. Ik weet dat een ploeg uit zes bestaat en wordt nog even bang dat Albert mij gaat vragen als zesde wiel aan de (bezem)wagen. Voorzichtig vraag ik of we niet nog iemand missen.
“Jawis” zegt Albert om indruk te maken met zijn Friese vocabulair. Duits, Fries, straks begint hij nog in het Engels ook. Als ik vraag wie dat dan is, valt er een stilte. Ik krijg een voorgevoel dat er een Steve Jobs moment komt waarbij hij gaat zeggen “There is one more thing” maar het blijft stil. Ik denk dat hij het probeert spannend te houden, maar dan blijkt dat een van zijn kinderen de snoeppot te pakken had. Snoepen is in huize de Vries verboden. Zeker rondom het NCK.
“Ken je Folkert nog?” hoor ik ineens aan de andere kant van de lijn. Ja die ken ik nog wel, biecht ik op. Maar die jongen fietst toch al heel lang niet meer? Tegelijkertijd ben ik blij dat ik niet wordt gevraagd om mee te fietsen. Albert drukt me op het hart dat het helemaal goed komt met Folkert. Folkert de Haan schijnt talent te hebben, en als je talent hebt dan hoef je maar naar je fiets te kijken en dan word je al beter. Ik besef me dat ik géén talent heb, ik kijk zelfs naar meerdere fietsen. Folkert en zijn broer Binne hebben vroeger veel Gaulisten pijn gedaan op de fiets. Folkert duikt af en toe eens op, heeft dan ogenschijnlijk weinig gefietst en kan toch mee met de top van het peloton. De verwachtingen zijn wederom hoog.
Tommy Teleshopping is afgelopen en ik vraag Albert of er nog meer te melden is over het NCK. “De ploeg is wel compleet, maar ik wilde je vragen voor wat randzaken”. Randzaken, dat klinkt goed. “Stukje voor op de website, wat eten voor de renners, misschien kun je nog ergens aankondigen dat mensen ook mogen komen kijken” somt Albert op. Ik vertel hem dat ik mijn best zal doen, mensen zal laten weten dat het allemaal op 2 oktober in Dronten te doen is en je op nckdronten.nl meer informatie kunt vinden. “Ik zal eens nadenken over een stukje op de website” beloof ik hem voordat we ophangen.