Dit is geen fietsen meer. Zelfs Bouke Mollema in de derde week van een grote ronde is een toonbeeld van elegantie en souplesse vergeleken met wat ik aan het doen ben. Ik kruip. Ik stamp. In horten en stoten ram ik de pedalen in iets wat op een ronddraaiende beweging lijkt. De stijgingspercentages schenken geen genade. Ondertussen probeert mijn brein rekensommen te maken. Getallen drijven in schijnbare willekeur door mijn gekookte grijze massa. Maar als ze op hun plek vallen, concludeer ik dat ik het moet kunnen halen. De Trois Ballons, 208km door de Vogezen, voltooien binnen de 8 uur. Mijn stiekeme doelstelling.
De kool, de geit en de wolf
207 kilometer eerder. We staan in de ochtendzon van Luxueil-les-Bains. Daar zijn we heen gefietst vanuit ons verblijf. Twintig kilometer benen lostrappen terwijl de Vogezen ontwaken. Dit was de uitkomst van een logistieke puzzel. Kent u het verhaal van de kool, de geit en de wolf? Welnu, we hebben er dagen over gedaan om een vergelijkbaar probleem op te lossen. Want de finish ligt 40km van de start. Dat wil je niet nog eens fietsen na de Trois Ballons.
Iemand van ons had de shuttle service van de organisatie tot een ‘no-go’ verklaard, iets wat niemand verder ter discussie heeft gesteld. Uitkomst: een dag eerder de auto op 20 km van de finish geparkeerd, ingefietst en rugnummers gehaald. Op de fiets naar de start, Trois-Ballons rijden en dan die 20 km in goeddeels dalende lijn weer naar de auto.
Start
De puzzel lag achter ons. Voor ons liggen vele bergen en 208 km om te fietsen. Ik sta met Jorick, Marius, Richard en Serge in het startvak. Kleppers Ello en Mark staan in een elitevak vooraan. Met enige vertraging om onverklaarbare en vooral onverstaanbare reden valt het startschot.
In het peloton vallen meteen gaten. Hoewel ik weet dat ik de inspanning met rente ga terugbetalen, schreeuwt het wielrennersinstinct dat die gaten dicht moeten. Maar iedere keer doemt er weer een nieuw gat op. Dat weten we allemaal te dichten, zodat we eindigen in de voorste groep, maar de inspanningen waren al best serieus. Zo voelen ze niet, want de benen zijn fris, maar mijn bordje is al wel wat leger.
Aanloop
Het peloton wurmt zich als een veelkleurige slang door het landschap, de dorpjes als kiezels wegduwend, op zoek naar de warmte van de lentezon. Het eerste klimmetje doemt op. Jorick, Marius, Richard, Serge en ik rijden vlak bij elkaar in de immense groep. Het gaat hard. Ik zie waarden op mijn vermogenmeter die ik liever niet zie, maar ik wil de groep ook niet laten gaan. Hopen dat het niet te lang duurt.
Tot mijn ongenoegen heeft mijn derailleur -die gisteren nog als een zonnetje schakelde- moeite met de een en twee na grootste kransjes. Hopen dat het zich oplost. De afdaling is niet heel relaxed, maar we komen er doorheen.
Ik zie beeltenissen van de Daltons uit Lucky Luke langs de kant. Hé, op mijn Amerikareis ben ik langs de hangout van de echte Daltons geweest. Ik zie een geel hesje als symbool op een muur gespijkerd. In een naamloos dorpje op het Franse platteland waarvan ze in het Élysée nog nooit gehoord hebben. De kern van het probleem.
Vermogen
In de aanloop van de Col des Chevrères, klap ik wat met een Vlaming. De eerste serieuze beklimming van de dag begint met redelijke stijgingspercentages. Ik trap het vermogen in de zone waarin ik me dat heb voorgenomen. Dat wil zeggen, ik heb gelezen dat je uitdagingen als deze, waarin je over een lange afstand meerdere beklimmingen voor je wielen krijgt, het beste kunt klimmen op 85-90% van je omslagpunt (zeg maar de waarde waarbij je ‘in het rood’ gaat). Voor mij tussen de 240 en 285 Watt. Mijn eerste Trois Ballons ooit, in 2011, fietste ik erg op reserve, want dat was ik toen gewend. Bij de tweede in 2012 ben ik erin gevlogen, zoals ik dat inmiddels bij Gaul! had geleerd. Dit keer zit de tactiek daar dus iets tussenin.
Richard zit in mijn wiel, maar laat verstandig genoeg na een tijdje lopen. Het leeuwendeel van de groep zit 50 meter voor me, maar ik laat ze begaan. Twee jonge benen van RSV Heidelberg komen me voorbij in een fijn tempo. In zijn zog ga ik lekker omhoog. Danke RSV Heidelberg! Het slot van de col is pittig, met stevige percentages. Mijn derailleur blijft schakelissues geven in de laagste versnellingen.
Derailleur
Ik twijfel wat daarmee te doen. Afstappen en bijstellen? Dat kost tijd en dan ben je je groep kwijt. En deze versnellingen heb ik de komende tijd niet nodig. We komen na een wat hobbelige afdaling op de goed lopende Col des Croix. Ik zit in een grote groep, zonde om die te laten gaan. We dalen af naar Le Thillot. Daar is een zogenaamde ‘Stop Chrono’. Vooraf dacht ik dat het een tijdsmeting was. Maar ineens realiseer ik me dat dit een geneutraliseerd stuk is omdat er stoplichten zijn en de organisatie wil dat we die respecteren. Dat biedt mij de gelegenheid om voor een rood stoplicht mijn derailleur wat bij te stellen zonder dat het me tijd kost. Gebruik maken van de omstandigheden, heet dat.
Op de goedlopende Col du Ménil weer in een grote groep. Daarmee vang ik de Col d’Oderen aan, inmiddels op voor mij zeer bekend terrein. De groep gaat snel, voor mijn voorgenomen tempo te snel. Dus ik laat ze lopen. Dag groepje, je was een fijn groepje! Ik zwem tussen wat plukjes renners in, maar dat deert me niet. Gewoon gestaag tempo trappen. In de afdaling die ik goed ken haal ik weer wat renners in.
Markstein
Na enkele kilometers vlak draaien we de klim naar Markstein op. Een niet al te steile loper, zo herinner ik me, al is het begin nog wel pittig. Ik pak mijn klimzone weer op. De groep die ik op de Oderen heb laten lopen is door een of ander boscreatuur uit de Vogezen volledig aan stukken gescheurd.
Voor me losse splinters renners. Als een gulzige houtworm peuzel ik die een voor een op. Na een aantal kilometers klimmen ben ik met mijn vermogenszone de locomotief van een treintje dat dankbaar in mijn wiel zit. Eigenlijk zou ik ook de luwte van de groep moeten opzoeken, maar eigenwijs als ik ben, blijf ik aan kop dieselen, af en toe afgewisseld door een wat vierkant rijdende Belg.
Bovenop de ravitaillering. Plassen, water bijvullen, poeder in de bidons, een banaan en wat snoepjes naar binnen en weer door. Het water betrek ik van een mannetje dat het aanprijst als ‘eau de montagne’. Wat kan daar mis mee zijn? Even verderop neem ik een slok. Ik krijg het halve periodiek systeem aan metalen binnen. In ieder een ruime mate aan ijzer en ik meen ook mangaan te onderscheiden. Als me dat maar niet opbreekt. Nu ja, niets meer aan te doen nu.
Ondertussen een knagend gevoel. Ik had me iets voorgenomen te doen bij de ravi. Wat ook al weer. O ja, magnesium nemen om kramp te voorkomen. Ook daar is even niets meer aan te doen.
Lemmingen
Samen met een andere renner rij ik de laatste kilometers van de Route des Crètes alvorens de laatste kilometer omhoog naar de Grand Ballon te pakken. Dan de afdaling in. Best fris! Ook deze afdaling ken ik aardig, dus ik leg er wat gang in. Op een gegeven moment iemand in mijn wiel. Hij haalt me in.
Een lid van de Karslruher Lemminge. Mmmm, dat lijkt me niet het meest geschikte wiel om in af te dalen? Ik neem weer kop over en word gestraft voor mijn stelling. In een haarspeldbocht slipt mijn achterwiel weg op olie. Ik weet met een ninja-achtige reflex te corrigeren. Een bemoedigend en opbeurend handje van de lemming. Die is waarschijnlijk al lang blij dat ie niet over me heen is gedonderd. Maar de zekerheid is even weg, dus de rest van de afdaling iets meer piano aan.
De marmot
We landen in Willer-sur-Thur, ofwel Wielerstuur. De Col du Hundsrück kondigt zich aan. Ik zit in een groepje met drie dames die elkaar gaan laten zien hoe sterk ze zijn. Ik probeer dat te negeren en weer een eigen tempo te pakken. De Hündsruck blijkt andermaal een wat valsig vuilnisbakkie te zijn. Als je denkt ‘goh, dat loopt lekker’ verrast ie je met een beet in de kuiten van rond de 10%. En dat herhaalt zich een paar keer. Toch ben ik tevreden met hoe het loopt.
Op de laatste steile strook een van de drie dames in mijn wiel. Klein, wat gedrongen van gestalte. Om de enkele tientallen seconden komt er een piepend geluid uit haar. Ik vermoed een vorm van astma. Ik doop haar ‘de marmot’. Ja dat kan flatteuzer, maar mijn brein is niet meer in de meest diplomatieke staat na 130km koers.
De Alsace
De afdaling waarin de slipper op de Grand Ballon toch niet helemaal uit mijn systeem blijkt te zijn. Dan de vals platte aanloop naar het voorlaatste piece de resistance van de dag, de Ballon d’Alsace. Ik prop een reep naar binnen. Alles in mijn lijf voelt vermoeid en ik weet niet hoe dat moet gaan op de volgende beklimming. Gelukkig kan ik in een groep hangen en zoveel mogelijk bijkomen.
De eerste klimmende meters gaan ok. Ik weet een ritme te vinden. Ik zie een bord dat het ‘maar’ vijf kilometer naar de top is. Dat valt me alleszins mee. Ik was even vergeten dat die vijf kilometer aan acht à negen procent lopen. Langzaam maar zeker worden mijn benen afgedraaid.
Het loopt niet meer, het piept, knarst en kraakt. Ik kan niet meer de vermogens trappen die ik wil trappen. Existentiële twijfel dringt zich aan me op. De enige schrale troost is dat er om me heen net zo geharkt wordt als dat ik aan het harken ben.
Ik voel me raar en licht in het hoofd. Voor het eerst de twijfel of ik het überhaupt wel ga halen. De berm met wat gras en schaduw wordt ineens gruwelijk aantrekkelijk. Ik voel onmiskenbare sensaties van kramp opkomen. Het ‘eau de montagne’ bevat van allerlei metalen dan kennelijk geen magnesium. Al fietsend het zakje met dat mineraal dan toch naar binnen gewerkt.
Ondertussen rekenen. Als ik op 6:15 op de top ben kan ik mijn stiekeme doel van 8 uur halen. Dat haal ik niet. Geeft niet. Doorrijden nu. Ik hoor een tik in mijn wiel waarmee ik niet de afdaling in wil. Het blijkt een steentje op mijn voorband. Dan toch de afdaling in.
La Planche des Belles Filles
Ik sluit weer aan bij een groepje, maar beneden geeft dat op een hellende strook zoveel gas dat ik met mijn vermoeide lijf niet kan volgen. Dat overkomt me nog een keer. Gedachten aan een wedstrijd op Zwift waarin ik in de finale kapot en wel volledig door het ijs zakte. Het zal toch niet…….?
Dan een groepje met een tempo dat me beter ligt. Weer even tussen de wielen. Weer even een gel naar binnen duwen, drinken en hopen dat de lege tank weer een bodempje energie in zich krijgt.
Sneller dan ik denk, komen we aan de voet van de verschrikkelijke slotklim La Planche des Belles Filles. Een kleine zes kilometer lang stijgingspercentages van 10-15% doen ieder gedachte aan mooie meisjes verdwijnen. Ze doen zelfs iedere gedachte verdwijnen.
Hoewel, ik ga toch weer rekenen en kom tot de conclusie dat binnen de acht uur finishen zou moeten kunnen. De eerste stroken voelen niet slecht. Van het wrakhout om me heen ben ik een van de snellere klimmers en de sensaties zijn niet slecht. Maar de woekerrente op eerdere inspanningen, de warmte en moordende hellingsgraden etsen zich in mijn benen.
Op flarden wilskracht ploeter ik voort. Meter voor meter. Ik probeer mijn bewegingen nog enigszins op fietsen te laten lijken. Ik haal de marmot weer in en versnel om van het gepiep af te zijn. Dan de verlossende strook waar de helling afvlakt. Zeven jaar geleden was dat de finish. Maar van Tour de France beelden weet ik dat de finish steil bergop moet lopen, dus ik laat me niet in de luren leggen.
Muur
En ja hoor, rechts om de bocht dient zich een ter vermaak van wielrenners aangelegde muur aan. Een muur van 20% na 207 niet geheel vlakke kilometers. Ogen op het asfalt en meter voor meter afwerken dan maar. Staan op de pedalen en niet meer nadenken. Mooi is wel dat ik mensen inhaal die ik een dik uur geleden op de Ballon d’Alsace heb laten gaan en daarna niet meer gezien had. Rammen, een groet naar de hemel en dan de finish. In 7:52 dik binnen de acht uur! Keikapot en apetrots.
Ello (een magistrale 7:12), Mark (een meesterlijke 7:32) en Marius (een meer dan solide 7:36) wachten me op. Na me haalt debutant Serge zilver in de gehandicapten categorie in een geweldige 8:45. Jorick en Richard hebben helaas enigszins ziek moeten besluiten niet meer de slotklim te doen. Ook Jakob die voor de kortere afstand ging, moest helaas door fysiek malheur vroegtijdig afstappen. Maar al bij al was het weer een fenomenale cyclo met geweldig Gaul! gezelschap.
Voor War Child
En doneren aan mijn actie Drieluik voor War Child kan nog altijd! Graag zelfs!