De Drôme, we horen de eerste krekel tsjirpen, de eerste lavendelstruikjes doemen op langs de kant van de weg. Klinkt als een lieflijk dagje op de fiets. Niets is echter minder waar. Dit was een dag die gegrift is in vijf fietsgeheugens.
Comfort Inn
Laten we echter beginnen bij het begin. De Comfort Inn in een voorstadje van Grenoble. Een hotelketen die ik in Amerika meer dan me lief is heb bezocht. En ja hoor, bij het ontbijt het bak-je-eigen-wafel-wafelijzer. Ik voel me weer thuis. Helaas niet de kopieermachine waar pannenkoeken uit komen, al heb ik categorisch geweigerd daar van te eten.
Julien blijkt onvermoede krachten te bezitten. Hij vertelt bij het ontbijt dat hij naar de afstandsbediening zocht om de TV aan te zetten. De TV floepte evenwel aan voordat hij het apparaat gevonden had. Mmmm. Hij teleporteert zichzelf straks nog in recordtijd naar de top van de Ventoux…..
Garmin
Bij het vertrek weigert mijn Garmin dienst. Ik verlies even mijn algehele Zen-we-see-it-when-we-get-there modus en uit een krachtterm. We gaan op pad en ik probeer onderweg mijn Garmin even via een soort harde reset aan de praat te krijgen. Dat lukt. Na luttele, drukke kilometers door Grenobles banlieu duiken de eerste klimmende kilometers van de dag op. Dat geeft mij gelegenheid om in alle rust mijn Garmin te herprogrammeren. De harde reset heeft namelijk alle instellingen gewist. Ach ja, houdt je bezig.
Gelukkig ben ik op tijd klaar om van het uitzicht te genieten. In het dal beneden ons ligt Grenoble wit in het zonlicht te schitteren, met de citadel er soeverein boven. We klimmen ieder in ons eigen tempo. Vijf mannen alleen met hun gedachten in de ochtend. We rijden een schitterende kloof in. Ik kende de Vercors nog niet van eigen waarneming, maar het gebergte doet z’n reputatie eer aan. Het is prachtig.
Kruiswegstatie
Tot zover het milde deel van de dag, al was het al niet heel warm. We hergroeperen en na een tijdje min of meer vlak beginnen we aan de klim naar de Herbouilly. Langs de weg staan om de zoveel meter afbeeldingen uit de kruiswegstatie. Ik zou onze tocht daar geenszins mee willen vergelijken, maar een andere Bijbelse vergelijking dringt zich op. Het begint namelijk te hagelen. Iets met zeven plagen?
Ik kom in mijn let’s-get-this-over-and-done-with-modus. Dat impliceert dat ik het gas erop zet. Samen met Ewold en Paul -die heeft vandaag magische benen- rij ik naar de top. Daar begint het mogelijk nog harder te hagelen. We hadden de afspraak dat we niet op de top, maar op een warme beschutte plek op elkaar zouden wachten, dus we snellen door.
Ik zie een bord dat aangeeft dat we de Drôme binnenrijden. Een streek die ik toch echt associeer met 30 graden en zon. Foute associatie dus.
Espenblaadjes
De afdaling is hels. Striemende hagel in het gezicht, alsof duizenden naaldjes prikken. Daarbij is het natuurlijk bloedkoud. Dus na enkele kilometers dalen zijn de handen zo koud dat het bijna niet meer doenlijk is de remmen dicht te krijgen, hetgeen wel noodzakelijk is in deze natte omstandigheden. Af en toe op een recht stuk de vingers enigszins warm proberen te blazen en dan toch weer die handels dichtknijpen.
We komen in een dorpje waar we rillend een café binnenstrompelen. Warmte. De buitengewoon vriendelijke eigenaar zet in geen tijd dampende warme chocolademelk voor onze neus met een zalig stukje kruidkoek erbij. Ewold krijgt een extra trui van hem om op te warmen. Ello en Julien komen ook binnengegleden.
Vijf grote volwassen kerels zitten te klappertanden en te trillen als espenblaadjes in een lentestorm. Alles is nat en koud. En dat in de wetenschap dat we nog 100km mogen. We schrapen onze moed bijeen en lopen weer richting fietsen. Koud! U wou extreme? U krijgt extreme!
Col du Rousset
We fietsen een tijd lang min of meer vlak. Gas erop om enigszins warm -minder koud is een betere omschrijving- te worden. Ik probeer weer bloed in mijn vingers te slingeren door wilde armgebaren te maken. Tevergeefs. Voor ons allen geldt dat we nog nooit zo hebben verlangd naar een echte klim. Graag! Oplopende percentages waar de snelheid minder is en je je warm kunt trappen in de inspanning.
We komen bij de afslag naar de Col du Rousset en de weg naar Die. Daar moeten we heen. De oorspronkelijke route doet dat via een andere weg maar we twijfelen geen seconde en nemen deze waarschijnlijk net iets kortere en minder avontuurlijke route. We hebben al avontuur genoeg.
Eindelijk! Oplopende percentages! Wat een verrukking! We zetten er de sokken in om warm te worden. Mijn vingers komen gaandeweg een voor een weer tot leven. Er komt hier geen hagel uit de lucht, dus het lijkt zowaar aangenaam. Bovenop dikke mist en het grote niets. Rechtsaf een tunnel in, alsof we de slokdarm van een gigantisch prehistorisch beest binnenrijden. Wel even droog!
Slaafgeboornen ontwaakt!
Ik krijg spontaan zin om te zingen en het eerste dat me te binnen schiet is de Internationale. Leuk om Ewold, met wie ik nu rij, te stangen. Is tenslotte lid van D66. We naderen het einde van de tunnel. Zien we daar zonlicht opdoemen? Is het aan deze kant van de berg wel mooi weer? Op het ‘Slaafgeboornen ontwaakt’ rijden we de tunnel uit en meteen krijgen we een ijskoude windkracht veel en striemende hagel vol in de bakkes. Dat heeft de Internationale vast niet zo bedoeld…..
Ook al is het hier afdaling, de wind is zo hard dat we vol moeten bijtrappen, ondertussen rukkend aan het stuur om dat de goede kant de bocht om te krijgen. We dalen. We dalen in een landschap van imposante rotsen, de weg daar in haarspeldbochten tegen aan gedrapeerd, donkere wolken met stralen zon er tussendoor, een ziedende wind en ijzige hagel. Is dit nu apocalyptisch? Ik waan me in ieder geval in een Peter Jackson film, maar dan nu eens niet vanuit een behaaglijke bioscoop stoel.
De stukken wind mee gaan keihard. Continu bijremmen omdat in deze natte omstandigheden de remmen niet heel snel meer werken. De nieuwe remblokken die ik gisteren heb gemonteerd, zijn al weer aan vervanging toe. Na een bocht de wind weer vol in het smoelwerk, bijtrappen om een beetje vaart te houden. Langzaam maar zeker dalen we naar hoogten met iets minder polaire temperaturen.
Die
Dan doemt Die op. Ik heb bij wijze van een stukje humor naar de mensen toe de gewoonte Franse plaatsnamen op z’n Engels uit te spreken. Nice, Nancy, ga maar door. Nu maar eens niet doen. Je zou maar bijgelovig zijn. In Die treffen we een bakkerij waar we kunnen zitten. Sloten koffie, thee en de hele voorraad patisserie en sandwiches verdwijnen in onze koude lijven. Hans en Jacinta zijn er ook en dat betekent een auto met bagage en dus droge kleren. Wat een genot.
Bijgetankt vatten we de laatste 50km aan. Een flauw zonnetje, wind in de rug. Het begint zowaar aangenaam te worden. Het 5-wagons Gaul! treintje begint weer te draaien. Voor het opdoemen van de laatste klim slaat de meligheid toe. We beginnen zelfs Hazes-persiflages te zingen (“Een kratje of vier”). Uit welke krochten van mijn geheugen die tekst komt? Zeven dagen fietsen doet gekke dingen met je brein.
Prémol en Verthemex
Dan de finale hindernis van de dag, de Col de Prémol. Klinkt in onze beleving net als het plaatsje Verthemex dat we gisteren passeerden als goede doping. “Soigneur, doet u mij een Prémolleke?” “Awel, coureur, ik heb iets nieuws dat nog veel beter is: Verthemex, daar gaat u pas van koersen zenne!”
We dartelen omhoog, genietend van de zon, de relatieve warmte, de mooie omgeving. Daarna de afdaling, die ons deels op tegenwind trakteert. Het moet wel een uitdaging blijven he? Maar daar weten we als zwart-gele trein wel raad mee.
We slaan ons anker uit in Remuzat. In een leuk maar onbegrijpelijk ex-sanatoriumachtig iets dat naast ons wordt bevolkt door een schare kinderen (Mont Ventoux Challenge 2025) en mensen die eruit zien alsof ze aan de Mont Ventoux Challenge 1912 hebben meegedaan. Maar waarschijnlijk zien wij er nu ook zo uit……..
Wat een geweldig verslag om van te genieten
Schitterend! Mooier dan dit wordt het niet. Enige tegenvaller is dat Ewold D66 lid blijkt te zijn, ik meen in de Gaul! statuten te hebben opgenomen dat dit soort types geen lid mogen worden.