Dit is nou een overgangsetappe. Niet omdat het een vlakke etappe door niemandsland van de ene bergketen naar de andere was. Wel omdat we gisteren nog 24 graden onder een blakende zon hadden, en vandaag mist, regen en temperaturen van soms nauwelijks boven het vriespunt. Maar met dat soort overgangen moet je kunnen dealen.
Extreme
De Gaul! Mont Ventoux Challenge Extreme heet onze tocht voluit. En we komen er langzaam maar zeker achter waarom. Bij het ontwaken zo na vier dagen van (soms dik) meer dan 160km door heuvel zo niet bergachtig terrein, voel je meteen je benen. Zo die zijn al redelijk afgedraaid. Niet in de laatste plaats door de tempo’s waarmee we in onderlinge competitie sommige van die bergen oprijden. Er zijn al verschillende top 10 klasseringen op Strava binnengetikt. Maar au, dat voel je wel!
En ze mogen vandaag meer dan 200km met zo rond de 3000 hoogtemeters draaien.
Ach. Waarom niet.
Uiteindelijk moeten we niet zeuren. Het is allemaal zelfverkozen lijden. En het blijkt verbazingwekkend waar een lichaam allemaal toe in staat is.
Briefing
Maar bij de briefing van Ewold maakt een lichte wanhoop zich toch van ons meester. Na een eerste klim naar een hoogvlakte, waar het woord ‘vlakte’ gezien het profiel niet op van toepassing mag heten, wacht ons na 160km een serieuze col. En iemand –ik noem geen namen- heeft verzonnen dat we zo rond de 200km nog zeven kilometer naar het hotel bergop mogen rijden. En wij hebben ons daar voor ingeschreven.
Bij het inpakken hoor ik een zacht geruis. Jawel. Regen. Kan er ook nog wel bij. Hoewel, eenmaal op de fiets vind ik het ook wel lekker. Wat verkoeling na de warmte van gisteren. Het komt niet bij bakken uit de lucht. Het is meer een soort van honderd procent luchtvochtigheid. Die gedurende de dag verschuift van nat naar droog naar weer oplopende graden van natheid en alles daartussen.
Bijgeloof
Luttele meters na de vertrekplaats een bord Route Barrée. Ondanks politiewagen negeren we dat weer. Een beetje bijgelovig mens had al rechtsomkeer gemaakt. Een monsteretappe, regen en dan een wegopbreking. Je zou voor minder. We pakken een parallelweggetje maar uiteindelijk komen we weer op de hoofdweg en de oorzaak van de barrage aan. Asfalteerwerkzaamheden. We aarzelen maar de werklui gebaren dat we door kunnen en mogen rijden. Dat is me wel op het verwijderen van flink wat teer van mijn fiets komen te staan, maar we kunnen in ieder geval door.
Klimmen zoals vroeger
De eerste klim doemt op. Ik pak een rustig tempo. Het is eigenlijk weer zoals vroeger, toen ik als ielige tiener leerde fietsen in de bergen van mijn fietsvriend wijlen Bernard Brouet. Nadat ik bijna kotsend boven was gekomen op Orcieres-Merlette leerde hij me een tempo te pakken, dat je uren vol kon houden. En ondertussen genieten van het uitzicht. Een fijne manier van klimmen. De laatste jaren, zeker bij Gaul! is dat vervangen door iedere klim op de max naar boven. Gaat wel snel, doet ook ongelooflijk veel pijn. Nu weer terug naar de roots. Die voelen niet onprettig.
Ik denk ook terug aan Bernard en onze fietstochten. Grappig, ik keek toen enorm tegen hem op. Hij maakte een fietstocht van 200km door de Alpen! Wauw! Nu doe ik dat zelf zo’n keer of acht achter elkaar. Dat zou voor hem met toch ook een Bourgondisch Frans figuur niet heel erg makkelijk zijn geweest.
Jura
We snellen op 900 meter over de hoogvlakte. We passeren een kop-staart botsing waar de betrokken Fransen de boel proberen te regelen. Een auto zit vol met getrainingspakte-met-net-te-onnatuurlijk-rood-haar-zwaar-in-de-make-up-kauwgomkauwende lokale deernes. Een soort rurale Tokkies. Prachtig stel. Moet door een casting bureau daar zijn neergezet want je verzint het niet bij elkaar.
We dalen af naar Morteau, met uitzicht over een prachtig dal en maken ons op voor de volgende klim van importantie. De eerste stroken zijn steil, daarna wordt ie iets milder. We stijgen naar een meter of 1100 en mist. Dat wil zeggen, we fietsen de wolken in.
Met klimmen zit je sowieso in een soort micro-bubble. De mist versterkt dat effect tienvoudig. Alleen op de wereld, met een paar zere benen en nietsvermoedend zingende vogeltjes. Dan ineens passeert een reusachtige hooiwagen –ik bedoel niet zo’n spin- en wij kunnen alleen maar in bewondering toekijken hoe je zo’n astronomisch gewicht aan hooi de berg op krijgt. Vakdeformatie.
Verkleedpartij
We bereiken de lunchplek op een kilometer of 110. Hans en Jacinta hebben de auto droog onder een enorme schuurachtige constructie geparkeerd. We zijn blij met de pauze. Omdat het vochtig en ook behoorlijk koud is, beginnen we allemaal aan een fikse kleedpartij waarbij warme droge spullen uit de tassen worden gerukt. Mannelijke fietsers voldoen aan het clichébeeld van vrouwen. ’s Ochtends niet weten wat je aan moet doen en dan gaandeweg de dag toch nog van kleding verwisselen.
Dan weer in fietsmodus. Met de oplopende vermoeidheid is dat soms nog lastig. Voor zo’n lange dag –toch ook een mentaal dingetje- verlopen de kilometers toch spoedig genoeg. Dat is fijn. We bollen door over de hoogvlakte op een meter of 900 waarbij slierten nevel over de weg zweven. We blijven bij elkaar, wisselen de kop goed af en zijn even gericht op de snelheid van het collectief en niet het individu. Dat werkt goed bij zo’n lange monstertocht.
Ceci n’est pas een beklimming
Ik zie op mijn Garmin dat we een kilometertje of wat omhoog moeten. Ik waarschuw de anderen. Ewold ontkent dat er een beklimming aan komt. “Nee hoor, dit is geen klim”. Hij heeft gelijk, alleen liep de weg gedurende een kilometer of drie met vier tot zes procent omhoog. Maar een klim? Nee……
Als beloning toch een lange, lange afdaling naar St. Claude. Heerlijk om de wind door je haren te voelen en de kilometers snel te zien wegtikken op de boordcomputer. De weg licht redelijk droog, dus we kunnen lekker tempo maken.
Col de la Croix de la Serra
Na een snel kopje koffie in St. Claude de finale van de dag. De Col de la Croix de la Serra. Twaalf kilometer omhoog. Er gaat bij mij een knop om en ik geef gas. Ewold en Ello gaan mee. Ewold plaatst een demarrage die ik beantwoord met een andere demarrage. Hij slaakt een berustende kreet en past. Ik trek een tijd lang hard door en zie uiteindelijk Ello op een meter of honderd volgen. Het gat wordt niet groter en ik minder een klein beetje vaart. Want dit gaat hard en is natuurlijk buitengewoon onverstandig. Maar ja.
Ello komt bij en we gaan gezamenlijk snoeihard naar boven. Ik probeer hem met tempoversnellingen te lossen, maar daaraan wil hij niet meewerken. Dat dacht ik al. In de sprint pakt hij een half wiel. Mijn Garmin bleek tijdens de klim niet aan te staan, maar Ello klokt de zevende tijd op Strava. En dat in een rit van boven de 200 kilometer op dag vijf van een extreme meerdaagse. Gekke jongens die Gaulisten.
Boven hergroeperen we ons weer en duiken de ijskoude afdaling in. Hier slecht wegdek, grind en natte plekken, dus we doen piano aan.
Dan de slotklim naar het dorpje waar we moeten zijn. Op 195km mogen we nog zeven kilometer omhoog. Net waar we aan toe waren. We vragen ons af wat voor zieke geest Ewold –au, nou noem ik toch namen- heeft dat hij deze routes plant. En ik vraag me af hoe mesjogge ik ben dat ik hieraan mee wil doen. En het –eerlijk is eerlijk- nog hartstikke leuk vind ook.
Strava file geleend van Ello, mijn Garmin miste een stuk
Boeiend verslag en ik heb nog steeds spijt dat ik uiteindelijk niet meekon, terwijl ik goed getraind ben. Aan de andere kant met mensen als o.a. Ello, Ewold en Floris aan je zijde fietsen weet je dat je elke dag zwaar in het rood gaat. Het lichaam van een goed getrainde wielrenner kan echter ook verbazend snel weer herstellen. Ik heb het zelf afgelopen weekend gemerkt met twee ritten van boven de 200km en vergelijkbare hoogtemeters die jullie dagelijks maken. ’s avonds ben je wel moe, maar toch voel je dat het de volgende dag wel weer kan. Ik wens jullie nog heel veel fietsplezier in die laatste ritten.