Turchino, Cipressa, Poggio.
Wielrenners dromen. Dromen van verder, hoger, sneller.
Evert droomde ook. Op z’n laatste rit sprak ie nog honderduit over z’n plannen om Milaan – SanRemo te gaan rijden. Volgend seizoen.
Waar het voor velen van ons alleen maar blijft bij dromen en grootspraak, was Evert een man die zijn dromen realiseerde. Evert gíng verder, hoger, sneller. Vierhonderd rondjes op de baan op een gewone zaterdag, een serie klassiekers in één week, twintigduizend kilometer op een fiets in één jaar.
Bos van Wallers, Mons-en-Pévèle, Carrefour de l’Arbre.
Parijs-Roubaix wilde ie ook gaan doen. Op een mountainbike. Hoezo hernia die hem een tijd bij het fietsen heeft gehinderd. Hup de kasseistroken op.
Evert was sterk. Iedereen die hem kent, of het nu uit de atletiek of het wielrennen is, roemt zijn bijzondere doorzettingsvermogen. Pijn lijden als geen ander, alles uit het lichaam halen wat er in zit. Daar waar wij allen ophouden -en dat zegt wat in dit gezelschap- ging Evert door.
Madonna del Ghisallo.
Ook Lombardije wilde hij volgend jaar gaan doen. De koers van de Ghisallo.
Met het kerkje waar de beschermvrouwe van de wielrenners woont. De Madonna del Ghisallo.
En toen. En toen.
Toen was daar ineens de finish. Veel te vroeg. Honderdduizenden kilometers te vroeg, tienduizenden grappen te vroeg, ontelbare hartslagen te vroeg. Niet te bevatten, nooit te bevatten.
Met een klap vleide je je neer in de armen van de Madonna del Ghisallo.
Je lag ondanks alles, ondanks de rauwe, gruwelijke werkelijkheid, daar zo lief en vredig aan de kant van de weg.
Maar Evert, wat hadden we je zo graag nog lang in ónze armen gehouden. Dat geldt voor de hele wielergemeenschap in Amsterdam en ver daarbuiten en natuurlijk vooral en in de eerste plaats voor je familie. Je zoon, je broers en zussen, je moeder, vrienden en andere dierbaren.
Evert, we rijden voor altijd met je mee!