Ik draai me ’s nacht om in bed. Au! Ik voel een paar afgedraaide benen. Bij het ontwaken hoop ik dat het een slechte droom was. Maar nee, de benen zijn echt tamelijk brak. Gelukkig kunnen we ze vandaag losfietsen gedurende een ´korte´ etappe van 158 kilometer met zo´n 3500 hoogtemeters. Klinkt bijna als een wandelingetje in het park, nietwaar?
De afgelopen jaren begon de Gaul! Mont Ventoux Challenge nu. Dat wil zeggen, drie dagetappes van de mythische berg. Onze extreme variant heeft dus een prelude gekend van 5 dagen waarvan er slechts een minder dan 180 kilometer kende. Om van de hoogtemeters maar te zwijgen.
We see it when we get there
En die prelude, die zet zich vast in de benen. Wat heet, die etst zich met veel, heel veel melkzuur diep in onze spiervezels. Iedereen zit er bij het ontbijt wat brakkig en tam bij. En dat heeft niets met nachtelijke escapades te maken, want in Le Poizat valt weinig te beleven.
Ondertussen maak ik me niet heel druk. Ik heb van mijn coast-to-coast ride in de VS overgehouden dat je je kunt drukmaken over weerberichten en parcoursen van morgen. Maar dat drukmaken is tamelijk zinloos. Dealen met de omstandigheden als het moment daar is. Mijn motto voor deze Ventoux Challenge is dan ook ‘we see it when we get there.’
Kou
Het weerbericht wordt ’s ochtends toch wel bestudeerd, om de kledingkeuze voor de dag te bepalen. Ik denk in een optimistische bui aan een shirt met mouwstukken, maar een seconde buiten lopen doet me toch gaan voor een meer winterse uitrusting. Gelukkig vangen we de dag aan met een kilometer of wat klimmen, zodat we ons in de vrieskou op 900 meter hoogte enigszins warm kunnen rijden.
We plaatsen ons op onze zadels. Ook dat is even een delicate aangelegenheid, want onze achterwerken beginnen de afstand ook te voelen. Zoals mijn Amerikaanse vriend Dave Pramann pleegt te zeggen: “Nothing beats the feeling of putting your sore ass on a saddle in the morning.”
We draaien een weg in die naar niets lijkt te leiden. Het is stil, nattig en mistig in het bos. De benen protesteren. Het hele lijf protesteert. “Waar zijn we nou helemaal mee bezig!” Ik druk de protesten de kop in en fiets door. Langzaam maar zeker went alles weer aan een nieuwe dag inspanning. De Col de Bérentin doemt op. Eerste doel van de dag bereikt.
Naar beneden
Dan de afdaling in. Na slechts enkele kilometers zijn we collectief veranderd in ijsklompjes op de fiets met druipneuzen. Het is bloedkoud. Slechts 2 graden boven nul en met snelheden van boven de 50 km/u wordt dat snel een meer dan frisse bedoening. We zoeven door een open veld, waar we vol in de gure wind rijden. Ik bid om de beschutting van een bos. Mijn gebeden worden verhoord.
Tientallen kilometers rijden we in een dalende lijn. Met gelukkig af en toe een vlak stukje om onszelf enigszins warm te rijden. De uitzichten zijn fenomenaal. Bergen, zich wentelend in wolken, weidse valleien. Heerlijk.
Hoogtemeters
Zo af en toe doemt er onverwacht een pittig klimmetje op. We beseffen hoe we aan de hoogtemeters van deze dag komen. De route is van hoog toeristisch gehalte door ogenschijnlijk vergeten, verstilde Alpendorpjes. We steken de Rhône over, hier nog maar een lief riviertje.
Het blijft klimmen en dalen, maar met in het algemeen milde percentages, dus we vormen ons zwart-gele treintje weer. Gestaag malen we de kilometers weg, slechts even gestoord door een afopende ketting van Julien. We passeren het Lac d’Aiguebellete, dat akelig mooi ligt te zijn in een waterig lentezonnetje. In een afdaling vliegt een roofvogel even met ons mee. Momentje van geluk op een fiets.
Links van ons continu het imposante massief van de Chartreuse. Als ik Paul vertel dat we daar zo in omhoog mogen, zie ik even een flard van wanhoop opflikkeren.
Omwegen
Hans en Jacinta zitten weer klaar met een heerlijke lunch, compleet met dekentjes om ons warm te houden. We laven ons aan het eten en drinken. Boven de Chartreuse zien we donkere wolken hangen. Julien heeft op een weerbericht iets over sneeuw gelezen. Dat lijkt hem te gortig. Hij en Paul besluiten rechtdoor min of meer door het dal naar Grenoble te gaan. Ello, Ewold en ik gaan voor de oorspronkelijke en volstrekt idiote (je kunt immers rechtdoor door het dal) route over de Col de Cucheron en Col de Porte.
Als we de kloof in rijden die ons de Chartreuse in gaat brengen, zien we weer eens een bordje route barrée staan. Nu neem ik dat nogal serieus, want in een kloof kan ‘barrée’ inderdaad heel erg ‘barrée’ zijn. Ik krijg visioenen van ons tokkelend boven een afgrond met de fietsen in de hand. Zover laten we het niet komen. We vragen een lokale bewoner hoe gebarreerd de route is. Hij antwoord met het Franse “terminée” hetgeen ons wel doet vermoeden dat we misschien beter niet door kunnen rijden.
Chartreuse
We kunnen nog wel via een andere kloof de Chartreuse in. We kunnen dan alleen de Col de Cucheron niet doen. Scheelt een hoogtemeter of 400, maar dit is even overmacht. Onderin de kloof geeft Ello maar eens vol gas. Ik besluit dat spel vandaag niet mee te spelen. Ewold wel, die is altijd in voor een spelletje.
Ik probeer een toeristisch ritme te vinden. Da’s toch lastig, als je in laatste positie rijdt. Want iets knaagt er dat je de competitie niet aan gaat. Maar het lijf kan misschien nog wel, de geest heeft geen zin om vrijwillig zoveel pijn op te zoeken. Uiteindelijk pak ik een ritme en geniet van de majestueuze omgeving, een imposante kloof waardoor we naar een meter of 800 hoog rijden.
Ik passeer een brug die vernoemd is naar St. Bruno. Stichter van La Grande Chartreuse, het moederklooster van de Kartuizers dat hier verderop links in een vallei ligt. Prachtige verstilde plek. Het zeer contemplatieve en geïsoleerde kloosterleven is indrukwekkend vastgelegd in de film Die groβe Stille. Ik snap dat de monniken zich hier gevestigd hebben. De hele omgeving ademt heiligheid.
Porte
Terug naar de profane realiteit van de fietser. Rechtsaf beginnen we aan de beklimming van de Col de Porte. De sneeuw blijft uit. Warm is het niet, maar het lentezonnetje doet z’n best de wolken te doorbreken. In de verte zie ik Ello en Ewold. Ik kom langzaam dichterbij. Even later zie ik alleen Ello voor me.
Ewold heeft het hazepad gekozen omdat hij mij zag opdoemen. Die man maakt van alles competitie. Indrukwekkend dat ie het kan. Ik begin er even niet aan, een aardig tempo onderhouden, meer doen we niet vandaag. Dat is al pittig genoeg met alles wat in de benen zit. Ik krijg toch even de associatie met K1 vechters die elkaar al volledig lens hebben geslagen en met laatste restjes kracht elkaar toch nog pijn proberen te doen. Ewold is er een meester in…..
We storten ons in de steile en technische afdaling. Meteen weer flink koud, maar we komen snel op hoogtes waar de temperatuur weer iets aangenamer is. We dalen en dalen, draaien en keren, mogen ons nog een keer warm rijden op een pukkeltje –Ello en Ewold maken daar weer een sprintje van- en storten ons naar het dal van Grenoble, dat 1100 meter lager ligt dan de Col de Porte, waar we zoëven nog waren. Onze gedwongen gewijzigde route is niet eens zoveel korter dan oorspronkelijk gepland. Gelukkig maar, stel je voor dat het makkelijk werd!